Het leverproces start op het moment dat uw aanvraag in behandeling is genomen en eindigt op het moment dat u een werkende ExpressRoute-verbinding heeft. Het proces bestaat uit maximaal zeven stappen waarvan er vier door de instelling zelf en drie door SURF uitgevoerd moeten worden. Deze stappen worden in dit hoofdstuk beschreven. De stappen die de instellingen zelf moeten uitvoeren zijn in verder detail uitgewerkt in de appendices aan het eind van dit document.

Stap 1: Installatie nieuwe hardware (optioneel)

De eerste stap in dit proces is niet voor elke aanvraag van toepassing. Als u al een bestaande MSP poort heeft met voldoende vrije bandbreedte, dan hoeft er geen nieuwe hardware geïnstalleerd te worden. U kunt dan direct beginnen met stap 2.

Als de ExpressRoute service op een nieuwe (MSP of SSP) poort afgeleverd wordt, dan moet er nieuwe hardware geïnstalleerd worden. Dit zijn in ieder geval de optics en patches die benodigd zijn om de nieuwe poorten te activeren, maar afhankelijk van de lokale situatie kan dit ook apparatuur zijn op andere locaties die nodig is om extra bandbreedte op de backbone te reserveren. Afhankelijk van de lokale situatie, hardware voorraad en beschikbare engineering capaciteit kan deze stap tot ca. 7 weken in beslag nemen.

Stap 2: Aanvragen ExpressRoute in de Microsoft portal (S-Key)

U vraagt een ExpressRoute aan in de Microsoft portal en ontvangt een S-Key. Dit is de sleutel waarmee SURF de service kan activeren. U moet de S-Key dus door geven aan SURF. Hou er rekening mee dat Microsoft start met facturen zodra u de S-Key heeft aangevraagd, maar dat u uw ExpressRoute pas kan configureren als SURF de service heeft geactiveerd.

In appendix A.1 vindt u een beschrijving van de stappen die u in de portal moet nemen om de S-Key aan te vragen. Let goed op dat u in dit scherm ‘GÉANT’ invult als provider.

Stap 3: Activeren ExpressRoute

De volgende stap in het proces is dat SURF de ExpressRoute activeert. Als deze stap is afgerond dan wordt u hierover geïnformeerd en kunt u verder met het configureren van een ExpressRoute peering.

Nota Bene: De ExpressRoute is slechts een deel van de end-to-end service tussen Microsoft en uw instelling. Het is eigenlijk alleen de verbinding tussen de Microsoft omgeving en de SURF omgeving (zie figuur 1). Om de end-to-end verbinding tussen Microsoft Azure en uw instelling tot stand te brengen moet SURF nog een lichtpad configureren. Dat gebeurt in stap 5.

Stap 4: Configureren van een ExpressRoute peering

In de Microsoft Azure portal kunt u nu de ExpressRoute peering configureren (zie appendix A.2). Het VLAN dat u in deze stap invoert wordt de “inner tag” of C-Tag van de ExpressRoute service tussen Microsoft en SURF. Dit is dus het VLAN aan Microsoft zijde (VLAN A1 in figuur 2).

Nu hoeft u alleen nog te bepalen welke VLANs u aan de instellingszijde wilt gebruiken. Aan het eind van deze stap moet u alle VLAN informatie doorgeven aan SURF. Als u voor de 802.1q variant heeft gekozen, dan zijn dat VLANs A1, B1 en B2 (zie figuur 2). Als u voor de 802.1ad variant heeft gekozen dan hoeft u alleen VLANs B1 en B2 door te geven.

U kunt er ook voor kiezen om alle VLAN informatie al bij de aanvraag aan te leveren. In dat geval is SURF na stap 3 al direct begonnen met het configureren van het lichtpad.

Stap 5: Configureren van het lichtpad

Afhankelijk van de variant die u gekozen heeft configureert SURF een 802.1q (“single tagged”) of een 802.1ad (“double tagged”) service. In beide gevallen wordt de service met de door u gekozen VLANs afgeleverd op de poorten bij uw instelling. Zodra het lichtpad gereed is krijgt u van SURF een opleveringsemail met alle relevante details van de end-to-end ExpressRoute service.

Stap 6: Configureren van het lokale en het (virtuele) remote netwerk

In appendix A.3 kunt u voorbeelden vinden om het virtuele netwerk in de Microsoft Azure omgeving te configureren en te koppelen aan de ExpressRoute. In appendix A4 vindt u voorbeelden van configuratie settings op uw lokale netwerk voor Cisco en Juniper routers.

Stap 7: Configureren van de BGP-sessies

Een goede uitvoering van de laatste stap is essentieel. Uw ExpressRoute-verbinding functioneert namelijk alleen als er op beide routes (primary en backup) correcte BGP-sessies zijn opgezet. In appendix A.5 vindt u voorbeelden van de configuratie op Cisco en Juniper routers om u hierbij te helpen.

Overzicht van het opleverproces

Activiteit

Verantwoordelijke Partij

1. Installatie nieuwe hardware (optioneel)

SURF

2. Aanvragen S-Key

Instelling

3. Activeren ExpressRoute

SURF

4. Opzetten van een ExpressRoute peering

Instelling

5. Configureren van het lichtpad

SURF

6. Configureren van het lokale en het (virtuele) remote netwerk

Instelling

7. Configureren van de BGP sessies

Instelling

Tabel 2: Overzicht van het leverproces

  • No labels