Alle SURF netwerkdiensten, zoals Internet, EVPN Point-to-Point (SURFlichtpaden), L2VPN en L3VPN - Multipoint worden afgeleverd op een fysieke poort. Een fysieke poort noemen we ook wel een SP (Service Poort). Deze zijn er in twee varianten, de SSP (Single Service Poort) en de SP (Multi Service Poort).

Service Poort (untagged)

De SSP biedt de mogelijkheid maximaal één netwerkdienst per poort te gebruiken. De netwerkdienst op een SSP gebruikt maximaal de beschikbare poort capaciteit. Een SSP biedt transparantie op Ethernet niveau, en is daardoor geschikt voor het transporteren van control protocollen (Bijvoorbeeld: LCAP, CDP, LLDP). De SSP wordt geleverd in combinatie met een EVPN - Point to point (Lichpad) of Internet.

Op een SSP kunnen we de volgende diensten aanbieden:

Service Poort (tagged)

De service poort biedt de mogelijkheid gelijktijdig meerdere netwerkdiensten per poort te gebruiken. Iedere netwerkdienst op een Tagged Service Poort gebruikt een deel van de beschikbare poortcapaciteit. Op een SP worden de verschillende netwerkdiensten van elkaar gescheiden door IEEE802.1q VLAN tags (bv. VLAN-id 100), door VLAN ranges (bv. VLAN-id 100-200), of IEEE 802.1ad QinQ VLAN tags (bv. VLAN-id 100 met daarin VLAN-id 500). Het aantal diensten op een poort is gelimiteerd aan het aantal beschikbare VLAN’s (1-4096). De MSP wordt los geleverd en de diensten kunnen daar naar believen op geconfigureerd worden zonder extra kosten, met uitzondering van SURFfirewall.

Op een MSP kunnen we de volgende diensten aanbieden:

Meer informatie over de Multi Service Poort.

AGGSP - Aggregated Service Poort

Naast de bekende SSP en MSP kunnen we voor speciale gevallen ook poorten aggregeren tot een bundel op basis van LACP (Link Aggregation Control Protocol). Vandaag de dag kunnen we dat vanaf één chassis tbv van capaciteitsuitbreiding. Technisch kunnen we dit aanbieden op alle diensten. In de toekomst zullen we ook MultiChassis-LAG gaan aanbieden. Verwachting is dat we dit gefaseerd gaan aanbieden. Eerst op EVPN - Multipoint (L2VPN) en daarna EVPN - Point-to-point (Lichtpaden).

Verschillen tussen een SP-untagged en een SP-tagged

Doordat de MSP meerdere netwerkdiensten met verschillende mogelijke eindpunten ondersteunt, kunnen bepaalde poortspecifieke eigenschappen die op punt-tot-punt verbindingen tussen SSP’s wel mogelijk waren, niet meer worden gebruikt. Ten eerste zal de MSP geen transparantie bieden voor een aantal laag-2 control protocol pakketten. Bijvoorbeeld CDP, LLDP, LACP en PAGP. Daarnaast worden laag-2 protectie mechanismen, zoals het ‘Spanning Tree protocol’, niet door een lichtpad op een MSP ondersteund.

Ook wordt Remote Port Shutdown op een SP-tagged niet ondersteund. Dit is ter voorkoming van het downbrengen van de gehele MSP als er nog andere netwerkdiensten actief kunnen zijn. Dit is met name relevant voor redundante lichtpaden, waar het instellingsnetwerk bepaalt welk pad het actieve pad is. Het detecteren van een netwerkfout zal door een bovenliggend netwerk protocol als BGP/BFD/CFM moeten gebeuren, voordat een switch-over naar het backup-pad zal worden uitgevoerd.

Bandbreedte Management

Een SP in het SURF-netwerk biedt meerdere services aan op dezelfde fysieke poort. Aan een netwerkdienst kan een bandbreedte toegekend worden. Echter op een SP mag bandbreedte overgeboekt worden, om te voorkomen dat een netwerk dienst de andere 'wegdrukt' kan een policer aangezet worden op de diensten om dit te voorkomen.

We streven naar een gegarandeerde bandbreedte met minimale jitter en delay. Om deze garanties te realiseren monitoren we actief de gebruikte capaciteit en breiden deze waar nodig uit. Elke netwerkdienst kan hierdoor de afgesproken bandbreedte volledig benutten.

Koppelvlak

De aansluiting op het SURF-netwerk heet het koppelvlak. De opties aan koppelvlakken en poort capaciteit zijn:

PoortKoppelvlak
1GE

1000BASE-LX single mode fiber en SC/PC connectoren

10GE

10GBASE-LR single mode fiber en SC/PC connectoren

40GE40GBASE-LR4 single mode fiber en SC/PC connectoren
100GE100GBASE-LR4 single mode fiber en SC/PC connectoren